Informasie oor die woord geneesheer (Nederlands → Esperanto: kuracisto)

Sinonieme: arts, dokter

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ɣəˈnesɦer/
Afbrekingge·nees·heer
Meervoudgeneesheren

Voorbeelde van gebruik

De geneesheer wierp een koele blik op de ongelukkige, en trok de wenkbrauwen op.
Maar de geneesheer begreep er niet veel van.
Zijne lievelingswens was geneesheer te worden, doch geldgebrek had hem verhinderd het hoger dan tot schoolmeester te brengen.
Ik zal een geneesheer ontbieden.
Hij, de patiënt, was in elk opzicht het tegenbeeld van de geneesheer.
„Stil!” vermaande de geneesheer.

Vertalinge

Afrikaansdokter; geneesheer
Albaniesmjek
Deenslæge
DuitsArzt; Doktor
Engelsdoctor; physician
Engels (Ou Engels)læce
Esperantokuracisto
Faroëeslækni
Finslääkäri
Fransdocteur; docteur médecin; médecin
Grieksγιατρός
Hongaarsorvos
Italiaansdottore; medico
Katalaansdoctor; metge
Latynclinicus; medicus
Maleistabib
Noorslæge; dokter
Papiamentsdòkter; dòkto
Poolslekarz
Portugeesfacultativo; médico
Roemeensdoctor; medic
Russiesврач; доктор
SaterfriesDokter
Spaansdoctor; médico
Sranandatra
Swahilidaktari
Sweedsdoktor; läkare
Thaiแพทย์; หมอ
Tsjeggieslékař
Wes‐Friesdokter; arts
Yslandslæknir