Informasie oor die woord ontwijken (Nederlands → Esperanto: eviti)

Sinonieme: mijden, omzéílen, uit de weg gaan, vermijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔnˈtʋɛi̯kə(n)/
Afbrekingont·wij·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ontwijk(ik) ontweek
(jij) ontwijkt(jij) ontweek
(hij) ontwijkt(hij) ontweek
(wij) ontwijken(wij) ontweken
(jullie) ontwijken(jullie) ontweken
(gij) ontwijkt(gij) ontweekt
(zij) ontwijken(zij) ontweken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) ontwijke(dat ik) ontweke
(dat jij) ontwijke(dat jij) ontweke
(dat hij) ontwijke(dat hij) ontweke
(dat wij) ontwijken(dat wij) ontweken
(dat jullie) ontwijken(dat jullie) ontweken
(dat gij) ontwijket(dat gij) ontweket
(dat zij) ontwijken(dat zij) ontweken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontwijkontwijkt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ontwijkend, ontwijkende(hebben) ontweken

Voorbeelde van gebruik

’s Nachts zou het niet moeilijk zijn ze te ontwijken, maar het zou nog verscheidene uren duren voor het donker werd.

Vertalinge

Afrikaansvermy
Deensundgå; undvige
Duitsausweichen; entweichen; meiden; vermeiden; aus dem Wege gehen; entgehen
Engelsavoid; evade; elude; shirk; sidestep
Esperantoeviti
Faroëessleppa frá
Finsvälttää
Franséviter; parer; s’abstenir de
Italiaansevitare
Katalaansevitar
Latynvitare
Maleishindari; menghindari
Papiamentsevitá
Poolsunikać
Portugeesesquivar; evadir; evitar; poupar; presumir; prevenir
Roemeensevita
Saterfriesäntwieke; fermiede; miede; uutwieke
Skotsevite
Spaansevitar; rehuir
Sweedskringgå; undfly