Informasie oor die woord fuŝi

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingfuŝ·i

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydfuŝas
Verlede tydfuŝis
Toekomende tydfuŝos
 
Voorwaardelike wys
fuŝus
 
Gebiedende wys
fuŝu

 Deelwoorde
 Aktiewe deelwoordePassiewe deelwoorde
Teenwoordige tydfuŝantafuŝata
Verlede tydfuŝintafuŝita
Toekomende tydfuŝontafuŝota

Vertalinge

Duitspfuschen; verpfuschen; verhunzen; verderben
Engelsbotch; bungle; screw up; spoil; blow; blunder; flub; ball; foozle
Faroëesbongla; fesja; klombra
Finshutiloida
Fransgâcher
Katalaansadobassar; pastifejar; potinejar
Nederlandsbeunhazen; broddelen; hannesen; knoeien; modderen; stuntelen; verhaspelen; verknoeien; verprutsen
Portugeesborrar; fazer às pressas; trabalhar mal
Saterfriesfuchelje; fuddelje; fuskje; kwaksalwerje; ruusje
Spaanschafallar; chapucear
Turksazdırmak