Informatie over het woord Brachpieper (Duits → Esperanto: sablopipio)

Uitspraak/ˈbraxpiːpər/
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefBrachpieperBrachpieper
GenitiefBrachpiepersBrachpieper
DatiefBrachpieperBrachpiepern
AccusatiefBrachpieperBrachpieper

Vertalingen

Catalaanstiteta d’estiu; titeta sorda; trobat
Deensmarkpiber
Engelstawny pipit
Esperantosablopipio; kamparpipio
Faeröersongtítlingur
Finsnummikirvinen
Franspipit rousseline
Hongaarsparlagi pityer
Italiaanscalandro
Nederlandsduinpieper
Noorsmarkpiplerke
Poolsświergotek polny
Portugeespetinha‐dos‐campos
Russischполевой конёк
Spaansbisbita campestre
Tsjechischlinduška úhorní
Turkskır incir kuşu
Welscorhedydd melyn
Zweedsfältpiplärka