Informasie oor die woord hinaufgehen (Duits → Esperanto: supreniri)

Sinonieme: steigen, ersteigen, heraufgehen, hinaufsteigen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) gehe hinauf(ich) ging hinauf
(du) gehst hinauf(du) gingst hinauf
(er) geht hinauf(er) ging hinauf
(wir) gehen hinauf(wir) gingen hinauf
(ihr) geht hinauf(ihr) gingt hinauf
(sie) gehen hinauf(sie) gingen hinauf
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) gehe hinauf(ich) ginge hinauf
(du) gehest hinauf(du) gingest hinauf
(er) gehe hinauf(er) ginge hinauf
(wir) gehen hinauf(wir) gingen hinauf
(ihr) gehet hinauf(ihr) ginget hinauf
(sie) gehen hinauf(sie) gingen hinauf
Gebiedende wys
(du) geh hinauf, gehe hinauf
(ihr) geht hinauf
gehen Sie hinauf
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
hinaufgehend(sein) hinaufgegangen

Voorbeelde van gebruik

Ich folgte ihm schweigend, als er die Stufen zum Büro des Managers hinaufging.

Vertalinge

Afrikaansbestyg
Engelsascend; climb; go up; arise; mount
Esperantosupreniri
Fransdescendre
Italiaanssalire
Kabiliesali
Nederlandsbestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; opstijgen; rijzen; stijgen; omhooggaan
Papiamentssubi
Poolsiść w górę
Portugeesascender; subir
Russiesподниматься; подняться
Saterfriesklieuwe; stiege
Spaansascender; ascender a; ascender al; montar; subir; subir a
Sweedsdala
Wes‐Friesklimme