Informasie oor die woord vorbereiten (Duits → Esperanto: aranĝi)

Sinonieme: arrangieren, einrichten, ordnen, anordnen, veranstalten, in Ordnung bringen, zurechtmachen, herrichten, organisieren, machen, bearbeiten, ausrichten, abwickeln, erledigen, übereinkommen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) bereite vor(ich) bereitete vor
(du) bereitest vor(du) bereitetest vor
(er) bereitet vor(er) bereitete vor
(wir) bereiten vor(wir) bereiteten vor
(ihr) bereitet vor(ihr) bereitetet vor
(sie) bereiten vor(sie) bereiteten vor
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) bereite vor(ich) bereitete vor
(du) bereitest vor(du) bereitetest vor
(er) bereite vor(er) bereitete vor
(wir) bereiten vor(wir) bereiteten vor
(ihr) bereitet vor(ihr) bereitetet vor
(sie) bereiten vor(sie) bereiteten vor
Gebiedende wys
(du) bereite vor
(ihr) bereitet vor
bereiten Sie vor
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
vorbereitend(haben) vorbereitet

Voorbeelde van gebruik

Alles war vorbereitet.

Vertalinge

Afrikaanssorg vir; reël
Deensindrette; ordne; arrangere
Engelsarrange; fix up; array; care for
Esperantoaranĝi
Faroëesskipa fyri
Finsjärjestää
Fransaccommoder; arranger; disposer; goupiller
Italiaanspredisporre; sistemare
Katalaansarranjar; arreglar
Maleisatur … mengatur
Nederlandsaanrichten; arrangeren; bedisselen; opstellen; regelen; ritselen; zorgen voor; in orde maken; ordonneren
Noorsinnrede
Poolsorganizować; urządzać
Portugeesarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
Saterfriesanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
Spaansarreglar
Sweedsarrangera; inreda
Thaiจัด
Turksdüzenlemek; tertip etmek
Yslandsinnrétta